In dit hoofdstuk worden de grondslagen waarop de begroting is gebaseerd nader toegelicht, wordt een toelichting gegeven op totale lasten en baten en daarbij in hoeverre deze incidenteel of structureel van aard zijn en tot slot een verschillenanalyse op hoofdlijnen gegeven van de verschillen tussen de cijfers van 2026 en de begroting 2025 na wijziging (tot en met juli 2025).
Het financiële beleid
De uitgangspunten voor het financieel beleid zijn:
- de begroting dient structureel sluitend te zijn
- de weerstandsratio dient zich te bevinden tussen 1 en 1,4.
- de schuldpositie van de gemeente dient een houdbare schuld te zijn. Hiervan is sprake zolang de netto schuldquote niet meer bedraagt dan 130%
- de belastingen en leges worden alleen met de inflatiecorrectie verhoogd.
Het percentage waarmee we indexeren is gebaseerd op de inflatieverwachting voor de sector overheid van het Centraal Planbureau (CPB) voor het eerstvolgend begrotingsjaar. Deze verwachting publiceert het CPB in het Centraal Economisch Plan (CEP) in maart als voorloper van de Voorjaarsnota van de rijksoverheid.
Voor loonkosten- en prijsstijgingen ontvangt de gemeente de genoemde compensatie in de algemene uitkering. Jaarlijks wordt hiervoor in de begroting een stelpost opgenomen waarbij het bedrag is gebaseerd op de prijsontwikkeling Bruto Binnenlands Product voor prijzen en de loonontwikkeling op basis van de Loonvoet sector overheid. De begroting wordt hierdoor vertaald naar lopende prijzen.
Uitgangspunten voor de meerjarenbegroting 2026 - 2029
In aanvulling op de hiervoor genoemde kernpunten van het financieel beleid worden bij het samenstellen van de begroting 2026-2029 de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- de begroting wordt samengesteld op basis van bestaand beleid, inclusief de raadsbesluiten tot en met de raad van 8 juli 2025.
- de begroting geeft een reëel beeld van de te verwachten lasten en baten
- voor de berekening van de gemeentefondsuitkering wordt rekening gehouden met de uitkomsten van de meicirculaire 2025 lopende prijzen voor het begrotingsjaar 2026, daarna constante prijzen
- de bijdragen aan gemeenschappelijke regelingen worden geraamd conform de begroting 2026 van deze verbonden partij
- de ramingen voor grondexploitaties (inclusief de raming voor plankosten) sluiten aan bij de nota grondexploitatie 2026 en verdere jaren
- de begroting 2026 wordt opgesteld tegen lopende prijzen, dat wil zeggen:
- voor ontwikkeling loonkosten 2026 wordt uitgegaan van de werkelijke loonkosten per 1 april 2025 verhoogd met de CAO stijging 2025. Dit betekent een indexatie van 3,6 % (incl. 0,45% nacalculatie)
- voor inhuur derden wordt gerekend met een stijging van 3,6%
- voor zorgkosten (individuele voorzieningen) wordt een prijsstijging van 3% gehanteerd (20% NZA materieel en 80% NZA personeel)
voor overige prijsstijgingen 2026 wordt 2,7% gehanteerd.
- Er wordt een inflatoire verhoging tarieven 2025 met 3,3% toegepast (50% loonvoet sector overheid, 50% index materiële overheidsconsumptie) voor het riooltarief wordt 4,5% toegepast.
- rente nieuw aan te trekken geldleningen 3,5%
- rente door te berekenen in de grondexploitaties 2% (rente-omslag)
- rente door te berekenen aan bestaande investeringen 2% (rente-omslag)
- rente nieuwe investeringen 2% (rente-omslag)
